De Geschiedenis van karate


Noodzaak creëert innovatie

Vechtkunsten groeiden meestal vanuit de noodzaak om zich te verdedigen tegen andere mensen of tegen dieren. Sommigen groeiden vanuit de jacht en sommigen vanuit oorlogsvoering. Wanneer je alle vechtkunsten op aarde van op een afstand bekijkt, dan merk je dat er zeer veel overeenkomsten te vinden zijn en dat deze overeenkomsten talrijker worden hoe dichter je bij de oorsprong komt. Verschillen in vechtkunsten worden dan weer meer uitgesproken hoe meer tijd er voorbij gaat en kunnen verschillende redenen hebben. Het spreekwoord “Alle wegen leiden naar Rome.” geeft zeer goed weer wat hier bedoeld wordt, er zijn meerdere manieren om een gesteld probleem op te lossen. De bedoeling van elke vechtkunst is om jezelf, je geliefden of je land te verdedigen. De uitvoering kan op verschillende maar toch gelijkaardige manieren gebeuren, gewapend of ongewapend, alleen of in groep, … Dit alles is door de geschiedenis heen overal ter wereld uitgevonden en wij hebben ervoor gekozen om de versie met de naam “Karate” uit te oefenen. Ik heb getracht hieronder een compacte karategeschiedenis uit te schrijven van “Karateprehistorie” tot het ontstaan van Kani Uchi.

Trainer Tim Nunes en hulptrainer Gert Schrijvers


Karate prehistorie


Inleiding

Wat vandaag Karate heet, kwam in Okinawa onder andere terecht vanuit China. De “Fujian White Crane” was een van de Kungfu stijlen die de grootste invloed had op de Okinawaanse vechtkunst. Kungfu was ook bekend als “Chinees boksen”, dus in China zouden ze dit gewoon Boksen noemen. Wanneer je dit dan vergelijkt met de benaming “Toude”, wat “Chinese Hand” betekent, dan zie je snel dat het op zijn minst om dezelfde principes gaat.
Je kan geen voorgeschiedenis van Karate schrijven, zonder het over de Shaolin tempel of over Bodidharma te hebben. Er bestaat hier echter een probleem. Zowel de vroege geschiedenis van de Shaolin tempel, als de invloeden van Bodidharma worden vandaag de dag in vraag getrokken. Dit komt omdat er zeer weinig geschreven bronnen zijn en omdat er tegenstrijdigheden zijn tussen de verschillende bronnen

White Crane, Guan Fa - BinViper

De omstreden mythe van Bodidharma

Het verhaal van Bodidharma zoals het vandaag verteld wordt, is dat hij een rondreizende Boeddhistische monnik was, die terecht kwam bij de Shaolin tempel. Hij zou daar monniken aangetroffen hebben die zich enkel met studie bezig hielden. Hij introduceerde lichamelijke oefeningen om de monniken terug fitter en gezonder te krijgen. Deze lichamelijke oefeningen bestonden uit martiale kunsten en meditatie. Dit alles is een ingekorte versie van een romantisch verhaal… dat in het begin van de twintigste eeuw in “De reizen van Lao T’san” verscheen, maar waarschijnlijk fictie was. Bodidharma situeren we in de 6e eeuw van onze tijdsrekening, een periode waaruit weinig betrouwbare bronnen teruggevonden werden.

Bodhidharma, voorstelling door Yoshitoshi Taiso, 1887

De Hand van Okinawa

Voordat Karate “Karate” heette, heeft het een zeer lange tijd een andere naam gehad. De ongewapende vechtstijl werd in groot geheim in Okinawa beoefend onder verschillende namen, zoals “Te” (hand), “Toude” (Chinese hand), “Uchinadi” (Okinawaanse hand), “Udundi” (Paleis hand), … Hoewel de meeste bronnen erop wijzen dat deze vechtkunst vooral uit China kwam (Kung Fu werd Kempo), zijn er aanwijzingen dat er ook invloeden uit andere Zuidoost Aziatische regio’s aanwezig zijn. Tijdens deze tijden was Okinawa het belangrijkste eiland van het Ryukyu koninkrijk. Het was een handelseiland en kreeg handelaars binnen uit vele verschillende gebieden, die elk op hun beurt hun cultuur deelden met de lokale bevolking. De handelaars in kwestie brachten vechtkunsten mee die ze nodig hadden om zich te beschermen tegen piraten.


Enkele belangrijke namen

klik op de naam om de inhoud te lezen

Chatan Yara (1668 - 1756)

Hij werd in 1668 geboren in Chatan, in de Shuri regio van Okinawa. Op 12 jarige leeftijd verhuisde hij naar China om er de taal en cultuur te leren. Hij leerde er vechten met de Bo en de Sais. Er is ooit een moment geweest wanneer Chatan de Eku (roeispaan) gebruikte om een samoerai te ontwapenen en te doden. Na dit moment werd de Eku toegevoegd aan de Kobudo wapens. Hij was de eerste vechtkunst leraar van Takahara en hij was de man die later voor Sakugawa een mentor was.

Eiken Eku, 1m80 lang, closeup van ronde uiteinde - Craig Musselman

Kusanku (1670 - 1762)

Toen Chatan terug in Okinawa was, was er een Chinese diplomaat die ongeveer zijn leeftijd had. Deze man begon de Chinese vechtkunsten in Okinawa te onderwijzen aan Chatan en later ook aan Sakugawa. Uit deze vechtstijl heeft Sakugawa een Kata ontleed en deze vernoemd naar zijn meester, Kushanku.

Takahara (Pechin) (1683 - 1760)

Takahara was een van de studenten van Chatan en werd later een van de leermeesters van Sakugawa. Hij was degene die als eerste de basisprincipes van “Do” definieerde. Deze principes waren bescheidenheid, zelfperfectie en toewijding. Deze zijn natuurlijk uitgebreider beschreven en zijn later tot Dojo Kun geëvolueerd.

Sakugawa Kanga (1733 - 1815)

Kanga Sakugawa was de Okinawaan die de Kata Kushanku ontwikkelde. Hij leefde in de 18e eeuw en woonde in Shuri. Hij trainde eerst onder Pechin Takahara en later onder Kushanku. Hij werd zo’n expert in zijn kunst dat men hem Toude begon te noemen. Dit werd één van de vroegere benamingen van Karate. Hij was tevens de meester van Matsumura Sokon.

Matsumura Sokon (1809 (?) – 1899 (?))

Matsumura Sokon was een van de oorspronkelijke grootmeesters van wat later Karate zou worden. Hij leefde in de 19de eeuw in Okinawa en was hoofdinstructeur en lijfwacht van de koning. Onder zijn studenten behoorden Itosu Anko , Funakoshi Gichin, Motobu Choki en vele andere grote namen uit het vroege Karate. Er bestaat veel discussie over de geboorte en sterftejaren van Matsumura. Tussen haakjes zijn de jaren die op zijn grafzerk vermeld staan, maar dan klopt er iets niet wat zijn studie onder Sakugawa betreft. Hij zou in 1809 geboren zijn, les gevolgd hebben van Sakugawa, die stierf in 1815.

Asato Anko (1827 - 1906)

Asato was de eerste meester van Funakoshi Gichin. Hij werd beschreven als een van de grootste Karate experten in Okinawa. Vrijwel alle informatie die we over Asato hebben, komt uit de geschriften van Funakoshi. Asato gaf enkel ‘s nachts Karate lessen aan Funakoshi, omdat dit verboden was. Hij was een zeer strenge meester en liet de jonge Funakoshi zijn Kata’s honderden keren oefenen vooraleer hij vond dat het goed was.

Itosu Anko (1831 - 1915)

Itosu wordt door velen beschouwd als de grootvader van het moderne Karate. Er bestaan zowat van alle belangrijkste Kata’s versies die door hem ontwikkeld werden. Zijn voornaamste bijdrage is misschien het ontwikkelen van de Pinan Kata’s, waardoor Karate in scholen onderwezen kon worden.





Karate geschiedenis (vanaf 1886)


einde 19de eeuw

Aan het einde van de 19de eeuw werd Okinawa ingelijfd door Japan, waardoor het eeuwenoude Sho koningshuis van Ryukyu werd afgeschaft en dus ook Okinawa onder het Japanse keizerrijk viel, dat bestuurd werd door keizer Meiji.

Uit de generatie die hieruit volgde zijn een reeks Karateka gekomen die van zeer grote invloed zijn geweest op het hedendaagse Karate. Het is uit deze generatie dat de naam “Karate” gegroeid is en het is dankzij deze generatie dat Karate werd geïntroduceerd in Japan en later de rest van de wereld.

Deze generatie bracht onder andere volgende Karateka naar voren: Funakoshi Gishin, Mabuni Kenwa, Miyagi Chojun en Motobu Choki. De eerste drie zijn uiteindelijk grondleggers geworden van enkele van de belangrijkste Karatestijlen die we vandaag de dag in België beoefenen, namelijk Shotokan, Shito Ryu en Goju Ryu. Funakoshi gaf vanaf de jaren ‘20 in Japan ook les aan Otsuka Hironori en Oyama Masutatsu. Deze twee laatsten waren niet van Okinawaanse origine, maar waren respectievelijk Japanner en Koreaan. Deze twee mannen gingen later in de leer bij Motobu Choki en begonnen nadien hun eigen leerscholen, namelijk Wado Ryu en Kyokushin.

Vanaf ± 1895 ontstond er een groeiende interesse vanuit Japan naar de Okinawaanse ongewapende vechtkunst. In Japan werd in dat jaar de Dai Nippon Butoku Kai in het leven geroepen, die alle Japanse vechtkunsten wilde verenigen onder een overkoepelend orgaan. Dit had voor een stuk te maken met de militarisering van Japan en de conflicten die bestonden tussen Japan en Rusland. Er werden feesten georganiseerd en belangrijke Japanners uitgenodigd die de Okinawaanse cultuur gedemonstreerd kregen. De directe voorlopers van Karate werden getoond aan de Japanse hoogwaardigheidsbekleders, die deze versies van “Toude” een naam gaven op basis van afkomst. Hier zien we de namen “Naha Te”, “Shuri Te” en “Tomari Te” voor het eerst verschijnen. Een van deze Japanners was Kano Jigoro, de grondlegger van het Judo. Hij was zeer geïnteresseerd en hoopte om van het “Te” een tak van het Judo te maken. Dit is echter nooit gelukt, want hier stonden de Okinawanen niet achter.

Omdat de toenmalige Toude beoefenaars van adel waren, en de Okinawaanse aristocratie veel macht aan het verliezen was, hebben meerdere meesters beslist om naar Japan te verhuizen, om daar trachten wat geld te verdienen met de bedoeling van rijker terug te keren of met de bedoeling om in Japan te blijven. Funakoshi Gishin is een voorbeeld van iemand die zich integreerde in de Japanse cultuur, Motobu Choki is een voorbeeld van iemand die weigerde zich te Japaniseren. Een gevolg hiervan is dat het Shotokan van Funakoshi de wereld is kunnen ingaan (ook veel mensen die geen Karate beoefenen hebben wel eens van de naam “Shotokan” gehoord) terwijl het Motobu Ryu vrijwel onbekend is. Gelukkig leeft veel van het Motobu Ryu verder binnen het Wado Ryu en het Kyokushin en hier en daar vind je wel wat groepen die de leer van Motobu Choki onderwijzen.